Naar inhoud springen

groei

Uit WikiWoordenboek
  • groei
  • Naamwoord van handeling van groeien zonder -en. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord groei -
verkleinwoord - -

degroeiv

  1. het groter worden
    • Zijn groei schokte de wereld. 
    • In 1972 verscheen het rapport "Grenzen aan de groei" van de Club van Rome, vijftig jaar later streven politici nog altijd naar een zo hoog mogelijke jaarlijkse economische groei 
     Ze beargumenteren op basis van hun onderzoeken onder meer dat je voor economische groei in een land vaak politieke stabiliteit nodig hebt.[2]
  2. toename in aantal
     Volgens Rico Luman, sectoreconoom transport en automotive van ING, moeten de heffingen ook niet gezien worden als een middel om Chinese auto's van de Europese markt te weren. "In het Verenigd Koninkrijk zijn er geen heffingen op Chinese auto's en daar zie je een nog grotere groei van Chinese auto's. Het werkt eerder als een kleine rem dan als een blokkade."[3]


vervoeging van
groeien

groei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien
    • Ik groei. 
  2. gebiedende wijs van groeien
    • Groei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groeien
    • Groei je? 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
  1. groei op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 oktober 2024 Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2025 Weblink bron
    Aïda Brands
    “Chinese elektrische auto's booming in Europa ondanks heffingen” (24 april 2025), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  翻译: