groeien

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  groeien    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɡrujə(n) / (2 lettergrepen); /ˈɣrui̯ə(n)/

Woordafbreking

• groei·en

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘(in grootte) toenemen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
groeien	groeide	gegroeid
zwak -d	volledig

Werkwoord

groeien

1. ergatief groter worden; toenemen in aantal

   • De economie is de laatste tijd weer een beetje gegroeid. 

   ▸ De Chinese auto heeft dus definitief een plek veroverd op de Europese markt. Bovag verwacht dat het marktaandeel van Chinese autofabrikanten van 4 procent nu naar 10 procent zal groeien in Europa en wel 15 procent in Nederland. "De Chinese merken zijn al een serieuze speler en ik denk dat ze Europese fabrikanten gaan stimuleren nog meer te steken in de elektrificering en efficiëntie van hun auto's", zegt Brummelhuis. De EU hoopt in ieder geval binnenkort afspraken te maken China zodat Chinese automerken ook hier meer fabrieken gaan openen.

   ▸ En toen ik naar de eerste training in het Sportpalatset ging, nam Tage Lind- 185 strôm mijn tijd op voor de vijfentwintig en vijftig meter vrije slag, ik was op beide afstanden een stuk sneller geworden. Dat kwam natuurlijk niet alleen door de trainingen tussen onze steiger en die van de Von Rosens. Ik was simpelweg gegroeid en sterker geworden.

2. ontwikkelen

   ▸ De dagen daarna sliep ik steeds alleen, en langzaam maar zeker groeide mijn zelfvertrouwen.

   ▸ Wij hebben jullie zo goed mogelijk proberen op te voeden en hebben jullie zien groeien en bloeien.

3. overgankelijk (kristallografie) doen groeien

   • Voor de productie van een geïntegreerd circuit wordt er eerst een groot en in grote mate perfect eenkristal van silicium gegroeid. 

Antoniemen

• krimpen

Hyponiemen

   

aaneengroeien aangroeien begroeien bijgroeien dichtgroeien doorgroeien ingroeien ontgroeien opgroeien overgroeien samengroeien scheefgroeien toegroeien uitgroeien vastgroeien vergroeien volgroeien

Afgeleide begrippen

• groei

Afgeleide begrippen

   

groeiaandeel groeibaan groeibaar groeibeleid groeibevorderaar groeiboek groeibriljant groeicontract groeicurve groeifactor groeifonds groeigroep groeihormoon groeihypotheek groeikern groeikoorts groeikracht groeilaag groeimarkt groeipercentage groeipijn groeiplaats groeipremie groeiproces groeipunt groeiregulator groeiremmer groeiring groeischerm groeischijf groeischool groeisector groeisel groeispurt groeistad groeisteen groeistof groeistuip groeitaak groeitop groeivermogen groeiverwachting groeivoet groeizaam

Uitdrukkingen en gezegden

• met 60.000 groeien

Vertalingen

    groter worden   

Duits: wachsen (de) Engels: grow (en) Frans: pousser (fr), croître (fr) Latijn: crescere (la) Papiaments: krese

Pools: rosnąć (pl) Quechua: wiñay (qu) Spaans: crecer (es) Vietnamees: mọc (vi), sinh trưởng (vi)

    met 60.000 groeien   

Duits: um 60.000 zunehmen

Gangbaarheid

• Het woord groeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groeien" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.