donderdags
Uiterlijk
- Geluid: donderdags (hulp, bestand)
- don·der·dags
stellend | |
---|---|
onverbogen | donderdags |
verbogen | donderdagse |
partitief | donderdags |
donderdags
- (tijdrekening) op de donderdag betrekking hebbend
- Lekker onbezorgd een donderdags terrasje doen in Leuven!
donderdags
- (tijdrekening) op donderdagen
- We gaan donderdags meestal winkelen.
- Het woord donderdags staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.