hold
- hold
[A] hold o
- brigade, span, team
- (sport) equipe, kernploeg, ploeg, ploegverband, sportploeg, team, teamverband
- groep (met betrekking tot onderwijs)
- portie
- (zelden gebruikt) greep (in de zin van: greep hebben op)
- (figuurlijk) grip (in de zin van: alles in de hand hebben), overzicht
- (medisch) stijfheid (in de zin van rugpijn)
- (zelden gebruikt) houderij (huisdieren)
|
|
- [1]: det vindende hold
het winnende team
- [1]: hold A
ploeg A
- [2]: begge hold
beide teams
- [7]: hold i nakken
stijfheid in de nek
een stijve nek
een stijve nek
- [7]: hold i ryggen
stijfheid in de rug
- eftersøgning med hunde
zoektocht met honden
speurtocht met honden
speurtocht met honden
[B] hold o
- [1]: på klos hold / på kloshold
op korte afstand, van dichtbij
- [1]: på nærmeste hold
van dichtbij
van heel dichtbij
van heel dichtbij
- [2]: fra teologisk hold
van de theologische kant
hold
to hold a title
- Een titel dragen
- Van het Angelsaksisch
- IPA: /ɦɔlt/
- hold
- Afgeleid van het Duitse Huld
hold
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.