Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

groep - (verzameling)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

groep zn. ‘verzameling’
Vnnl. groep eerst ‘harmonisch geschikte verzameling figuren op een schilderij’, in t' ordineren (‘het rangschikken, een compositie maken’) met verscheyden groepen, welck zijn hoopkens of tropkens volck [1604; WNT]; nnl. dan ook ‘verzameling’ in algemenere zin, in de hele group ‘het hele gezelschap’ [1796; WNT], groepen van acacia's en beuken [1838; WNT].
Mogelijk ontleend via Frans groupe ‘verzameling figuren in een kunstwerk’ [1668; Rey], maar gezien de latere verschijning in het Frans en gezien de attestatie van 1604 wrsch. rechtstreeks ontleend aan Italiaans gruppo ‘id.’ [eind 15e eeuw; Battaglia], waarvan de grondbetekenis wrsch. ‘verzameling, kluwen, kern’ is; gruppo is een woord van onduidelijke herkomst, misschien ontleend aan Germaans *kruppa- ‘kluwen, dot, prop’, zie → krop.
Ook in het Frans is de betekenis van groupe algemener geworden, maar deze voor de hand liggende betekenisontwikkeling zal in het Nederlands wrsch. zelfstandig hebben plaatsgevonden. Onder invloed van het Frans komen aan het eind van de 18e eeuw wel enige tijd de spellingen group, grouppe voor.
groeperen ww. ‘een groep vormen, in groepen indelen’. Nnl. groeperen “verscheidene figuren tot een geheel zamenstellen” [1824; Weiland], ‘in groepen indelen’ in de gewassen naar hunne onderlinge verwantschap te groepeeren [1866; WNT rankschikking], ‘een groep vormen’ in het middelpunt waarom zich alle feiten uit het revolutietijdperk groepeeren [1875; WNT wetgevend]. Ontleend aan Frans grouper ‘groeperen, schikken van figuren in een kunstwerk’ [1680; Rey], of zelfstandig gevormd van groep met het achtervoegsel → -eren.

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

groep2 [verzameling] {1618} < frans groupe [hoop, troep] < italiaans gruppo, groppo, uit het germ., vgl. krop1.

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

groep 1 znw. v., sedert c. 1600, eerst van een ‘samenvoeging van figuren op een schilderij’ < fra. groupe < ital. groppo, gruppo.

Volgens M. Eusebi, Herrichs Archiv 198, 1960, 30-32 zou uit te gaan zijn van lat. copula ‘strik, verbindingsmiddel’; hij construeert als tussenvormen vulg. lat. clop- > crop-.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

groep znw., sedert ± 1600. ʼt Eerst van een groep op een schilderij e.dgl gebruikt. Oudnnl. ook grop. Evenals nhd. gruppe v. (> de. gruppe), eng. group “groep” uit fr. groupe (it. groppo), dat weer uit het Germ. komt (zie krop).

J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gent

groep 2 v. (troep), uit Fr. groupe = klomp, hoop, bijvorm van croupe, van een Germ. *kruppo (z. krop).

Thematische woordenboeken

N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek

groep ‘verzameling’ (Frans groupe); ‘samenspelende popmusici’ (Engels group)

W. de Vreese (1899), Gallicismen in het Zuidnederlandsch, Gent

groep. - Dit woord is in het Nederlandsch vanouds vrouwelijk. Op de volgende plaatsen is het manlijk gebruikt, door bijgedachte aan fr. le groupe. || Hij (herhaalde) die woorden op de plaats vóór ’s Gravensteen in eenen groep van tien personen, die omtrent hem in ring stonden, DE PAUW, Besouch XII. Beschouwen wij dien groep wat aandachtiger, F. T. in De Toekomst 32, 74.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

groep ‘verzameling’ -> Fries groep ‘verzameling’; Indonesisch grup ‘verzameling’; Javaans grup ‘troep, verzameling; behoren(d) bij, tot’; Sranantongo grupu ‘verzameling mensen’; Surinaams-Javaans grup ‘groep, partij, organisatie’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

groep verzameling 1618 [WNT] <Frans

R. Reinsma (1984), Neologismen, Utrecht

groep in de groep gooien (Iets) gaan bespreken met de groep mensen waarvan men deel uitmaakt (bijv. collega’s).
Op de toiletten van de Haagse Katholieke Sociale Academie (waren) teksten als ‘Juden raus’ (...) gekalkt (...). Directie en studenten hadden (...) iets om in de groep te gooien. VN 12-2-1983.
Dat de (Rotterdamse) zakenlieden (die een buitenlandse oriëntatiereis maken) niet alles in de groep gooien, blijkt na afloop van zo’n avond. Dan verdwijnen ze in groepjes naar verschillende kamers, waar ongetwijfeld nog een en ander wordt afgehandeld. VPRO-GIDS 1983, nr. 13.

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal

  翻译: