natuur

Natuur [1]

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  natuur    (hulp, bestand)
• IPA: / naˈtyr / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• na·tuur

Woordherkomst en -opbouw

• via Middelnederlands nature van Frans nature of direct van Latijn natura, het deelwoord van de toekomende tijd van nasci, hetgeen zoveel betekent als "dat wat geboren zal worden", "tot leven zal komen"
  • [2] in de betekenis van ‘het (schijnbaar) niet door de mens gewijzigde landschap om ons heen' aangetroffen vanaf 1697
  • [4] in de betekenis van 'aangeboren neiging' aangetroffen vanaf 1201, later ook 'natuurlijke wetmatigheid, natuurlijke loop der dingen, schepping, scheppende kracht'

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	natuur	-
verkleinwoord	-	-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	natuur	naturen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de natuur v

1. (filosofie) oorspronkelijke, onaangeroerde verschijningsvorm van alles wat zich op, in en rond de Aarde bevindt; min of meer synoniem aan "schepping" of "wildernis", als tegenstelling tot cultuur, technologie of beschaving
2. (maatschappij) oorspronkelijke wildernis en de nabootsing daarvan, omringend landschap dat wordt beleefd alsof het nooit door de mens is gewijzigd

   ▸ Maar het is vooral de culinaire visie van Boer die door Van de Laar wordt geroemd. "Hij wist heel veel over de natuur en dan kwam hij weer met een plant binnen die ik niet kende, en vertelde hij wat je er mee kon maken."

   ▸ Toch voelde het voor mij niet als een eeuwigheid, wat zijn immers zes maanden op een mensenleven? Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur.

3. (wetenschap) alles wat niet door bewust menselijk handelen is ontstaan, zoals het bestudeerd en beschreven wordt door wetenschappen als zoals de natuurkunde en de biologie, te vergelijken met het begrip heelal, universum of kosmos, meestal beschouwd als gezien vanuit het standpunt van de mens op Aarde
4. (psychologie) de aard van iets of iemand; diens karakter

   • Dat is nu eenmaal zijn natuur. 

5. (verouderd) (seksualiteit) teelvocht; mannelijk zaad en geslachtsorgaan

Synoniemen

• [3] aard, geaardheid, inborst, karakter, wezen

Antoniemen

• cultuur

Hyponiemen

• Moeder Natuur, bovennatuur, genietnatuur, oernatuur, snippernatuur, stadsnatuur

Afgeleide begrippen

   

bovennatuurlijk natureel naturisme naturist naturopaat natuuradviesbureau natuurarena natuurarts natuurazijn natuurbaan natuurbad natuurbarbaar natuurbeeld natuurbegraafplaats natuurbeheer natuurbeheerder natuurbehoud natuurbelang natuurbeleid natuurbeleidsplan natuurbeleving natuurbeschermend natuurbeschermer natuurbescherming natuurbeschouwing natuurbeschrijving natuurbeweging natuurboek natuurboer natuurbos natuurboter natuurbouw natuurbrand natuurbrug natuurcamping natuurcentrum natuurclub natuurcompensatie natuurconstante natuurdagboek natuurdetective natuurdienst natuurdocumentaire natuurdoeltype natuurdomein natuurdrift natuureducatie natuurfenomeen natuurfilm natuurfilosofie natuurfilosofisch natuurfilosoof natuurfotograaf natuurfotografie natuurfunctie natuurgebeuren natuurgebied natuurgegeven natuurgeloof natuurgeneeskunde natuurgeneeswijze natuurgenezer natuurgenoot natuurgenot natuurgericht natuurgetrouw natuurgevoel natuurgeweld natuurgewrocht natuurgids natuurgod natuurgodsdienst natuurgras natuurgrasveld natuurgrond natuurherstel natuurhistorie natuurhistorisch natuurhoorn natuurijs natuurijsbaan natuurinstituut natuurkampeerterrein natuurkenner natuurkennis natuurkern natuurkeus natuurkind natuurkracht natuurkunde natuurland natuurlandschap natuurleerpad natuurleuk natuurliefhebber natuurlijk natuurlyriek natuurmens natuurmentor natuurminnaar natuurminnend natuurmonument natuurmuseum natuuronderwijs natuuronderzoek natuuronderzoeker natuurontwikkeling natuuronvriendelijk natuuropname natuurorganisatie natuurpad natuurpark natuurpedagoog natuurplan natuurpoëzie natuurpracht natuurproduct natuurprofiel natuurproject natuurpunt natuurramp natuurrecht natuurrechtelijk natuurreis natuurreligie natuurreservaat natuurrijk natuurrubber natuurschade natuurschoon natuurschoonheid natuurserie natuurspeelplaats natuurspeeltuin natuursponsoring natuursport natuurstaat natuursteen natuurstof natuurstroom natuurstudie natuurtafereel natuurtalent natuurtekenaar natuurterrein natuurtint natuurtoerisme natuurtoerist natuurtoestand natuurtoneel natuurtoon natuurtransferium natuurtuin natuurverbinding natuurvereniging natuurvernietiging natuurverschijnsel natuurvezel natuurvisie natuurvoeding natuurvolk natuurvoortbrengsel natuurvorm natuurvorser natuurvriend natuurvriendelijk natuurwaarde natuurwacht natuurwandeling natuurwet natuurwetenschap natuurwetenschappelijk natuurwetenschapper natuurwijn natuurwinkel natuurwinst natuurwonder natuurzij natuurzijde natuurzone natuurzuiver

Uitdrukkingen en gezegden

• De natuur is sterker dan de leer

Wat aangeleerd is wordt gauw vergeten

• De gewoonte is ( of wordt) een tweede natuur

Stoett-689

• De tol aan de natuur betalen

dood gaan

Vertalingen

    überhaupt   

Avaars: тӀабигӀат (av) Duits: Natur (de) Engels: nature (en)

Moksja: перьфпяль Papiaments: nauralesa Russisch: природа (ru) Spaans: naturaleza (es) Wolof: jëm (wo)

    De aard van iets of iemand   

Duits: Beschaffenheit (de) Engels: character (en), nature (en)

Spaans: índole (es) v

Werkwoord

vervoeging van
naturen

natuur

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naturen
   

   • ... dat ik natuur. 

Gangbaarheid

• Het woord natuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "natuur" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.
• Zie Wikiquote voor meer informatie.