lomperik
Uiterlijk
- lom·pe·rik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lomperik | lomperiken |
verkleinwoord | lomperikje | lomperikjes |
de lomperik m
- (pejoratief) onhandig/onbeholpen/lomp iemand, meestal van het mannelijke geslacht
- (scheldwoord) iemand die op een grove manier onbeleefd is
- Het woord lomperik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lomperik" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ lomperik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -erik in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Scheldwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %