danszaal
Uiterlijk

- dans·zaal
- samenstelling van dans en zaal [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | danszaal | danszalen |
verkleinwoord | danszaaltje | danszaaltjes |
- een grotere ruimte die geschikt is om te dansen en danspartijen te houden
- Rotterdam in de roaring twenties was mooi en chique, met sierlijke danszalen. [2]
- Het woord danszaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "danszaal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Amanda Kuyper 6 mei 2016
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %