weken
- Geluid: weken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwekə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈʋe.kə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞e.kə(n)/
- (Limburg): /ˈwe.kə(n)/
- we·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
weken /ˈʋekə(n)/ |
weekte /ˈʋektə/ |
geweekt /ɣəˈʋekt/ |
zwak -t | volledig |
weken
- overgankelijk door langdurig in een vloeistof te leggen zacht, plooibaar of beter wasbaar maken
- Je kunt dat het beste eerst een tijdje weken.
- ergatief door langdurig in een vloeistof te liggen zacht, plooibaar of beter wasbaar worden
- Dat vuile ondergoed heeft lang genoeg liggen weken.
- Het woord weken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ weken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be