wal
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verhoging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
3. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | wal | - |
verkleinwoord | - | - |
de wal m
- aarden verhoging als verdediging tegen een vijand
- aarden verhoging als verdediging tegen een overstroming
- vaste land in tegenstelling tot het boord van een schip
- onderhuidse ophoping van vet of vocht beneden de onderste oogleden, die soms samengaat met een donkere verkleuring
- [4]
- [3] aan lager wal raken(figuurlijk) welvaart en aanzien verliezen
- [3] voet aan wal zettenna een zeereis weer het vaste land betreden
1. aarden verhoging als verdediging tegen een vijand
2. aarden verhoging als verdediging tegen een overstroming
3. het vaste land in tegenstelling tot het boord van een schip
- Het woord wal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be