• tri·om·fa·lis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord triomfalisme
verkleinwoord

hettriomfalismeo [1]

  1. (een al te groot) geloof in het eigen kunnen; (een al te groot) geloof in de eindoverwinning
     'De Heer gelooft dat defaitisme gevaarlijker is dan triomfalisme,' zei Newton.[2]
     ‘Opnieuw werd Australië Verstappen fataal', zag ook La Gazetta dello Sport. ‘Het was in 2022 de laatste race waarin hij door een technisch probleem werd uitgeschakeld. We weten hoe dat kampioenschap eindigde: gedomineerd door Max. Daarom is het nog te vroeg voor triomfalisme.’[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het donkere woud” (2008), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645828
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 juni 2024 Weblink bron “Buitenlandse media zien ‘wonder’ na uitvalbeurt in Australië: ‘Max Verstappen heeft een nieuwe rivaal’” (24-03-2024), Tubantia
  翻译: