kerkmuur

- kerk·muur
de kerkmuur m
- de hoge dikke muur van een kerk waar hoge ramen in zitten
- Het skelet lag begraven net naast de kerkmuren en dat wijst volgens de wetenschappers op een persoon uit hogere sociale kringen.[2]
- Dit kerkje is ongeveer zevenhonderd jaar na Christus gebouwd door de Saksen, het materiaal is echter veel ouder. Het is namelijk opgetrokken uit de stenen van oude Romeinse gebouwen”, legt Baalham uit. „Dit zijn bijvoorbeeld oude dakpannen”, vertelt hij wijzend op een rode steen in de kerkmuur.[3]
- Neem op dit mooie plekje even de tijd, want hier komt écht alles samen wat Noord-Limburg zo uniek maakt. De mooi gerestaureerde kasteelboererij, de stromende, kronkelende, in de lentezon glinsterende Grote Molenbeek; koeien weer in de wei en de majestueuze Johannes de Doperkerk als decor, waar tegen de kerkmuur wordt gekampeerd in grote tenten.[4]
- Het woord kerkmuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kerkmuur" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 13 jan. 2016
- ↑ de Telegraaf ETIENNE GOZEMS 11 jun. 2014
- ↑ de Telegraaf JOOP DUIJS 26 apr. 2014
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be