• in·wer·pen

inwerpen

  1. overgankelijk met een worp iets ergens inbrengen
    • Zij hadden hun hoofddeksels uit vreugde de lucht ingeworpen. 
  2. overgankelijk door iets te werpen stuk maken
    • Ik (…) vrees niettemin dat zij vroeg of laat hun eigen ruiten zullen inwerpen, indien zij voortgaan zich meer als scherprechters dan als herders te gedragen. [2]
  3. overgankelijk (sport) met een worp weer in het spel brengen
    • De bal werd snel ingeworpen en daarna feilloos voorgezet. 
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]
  翻译: