in-
in-
- heel, erg (versterkend voorvoegsel voor inheemse bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden)
- on-, niet (als deel van uitheemse woorden die moderne talen als Engels en Frans of direct aan het Latijn zijn ontleend)
- in, naar, tegen (als deel van uitheemse woorden die moderne talen als Engels en Frans of direct aan het Latijn zijn ontleend)
- (er bestaan ook veel samenstellingen met in als linkerdeel: het heeft daarbinnen dezelfde betekenis als het losse woord en wordt dan niet als voorvoegsel beschouwd)
- Een woord dat met in- wordt versterkt ([1]) kan nog meer worden versterkt door er in- en voor te zetten:
- Iemand pesten die veel verdriet heeft, is in- en ingemeen.
- In het Latijn is bij [2] en [3]) door assimilatie de n voor sommige medeklinkers weggesleten:
in- voor: | b.. | g.. | l.. | m.. | p.. | r.. |
werd: | imb.. | ig.. | ill.. | imm.. | imp.. | irr.. |
voorbeeld [2]: | imbeciel | ignorantie | illegaal | immens | impopulair | irrelevant |
voorbeeld [3]: | imbibitie | ignitron | illumineren | immigrant | import | irrigatie |
- enige woorden met versterkend voorvoegsel die nog kunnen worden aangebracht
- inbronstig
- intreurig